vrijdag 18 november 2011

Toepassingskaart 7a Ontwikkelingsgericht onderwijs

Toepassingskaart 7a


1. schriftelijke uitleg over de cirkel van basisontwikkeling die we bij de bijbehorende bijeenkomst (4) hebben geleerd, zie je hieronder.

Binnen de BASISONTWIKKELING moet er op school een samenhangend geheel zijn tussen functieontwikkeling, persoonlijkheidsontwikkeling, verkenning van de wereld en een eerste kennismaking met enkele  vak- en vormingsgebieden. Dit wordt binnen de theorie van de basisontwikkeling gesymboliseerd in drie cirkels.
In de binnenste cirkel staan de basiskenmerken, die tevens ook de doelen kunnen zijn. Een kind kan zich pas goed ontwikkelen als:
het emotioneel vrij is, nieuwsgierig is en als het zelfvertrouwen heeft.
In de middelste cirkel zien we de persoonlijkheidsontwikkeling beschreven: actief zijn, uiten en vorm geven – communiceren, de wereld verkennen, voorstellingsvermogen en creativiteit, samen spelen en werken, zelfsturing, zelfstandigheid, reflecteren, redeneren en probleem oplossen.
In de buitenste cirkel zien we de gebieden van de specifieke kennis en vaardigheden: woorden en begrippen, waarnemen en ordenen, motorische vaardigheid, hoeveelheden en bewerkingen, gereedschappen en technieken, sociale vaardigheid, schematiseren en symboolvorming, geschreven en gedrukte taal.
Wil een kind tot goede activiteiten en prestaties komen dan zal het zich lekker in zijn vel moeten voelen (binnenste cirkel). In de middelste cirkel komt de brede ontwikkeling aan de orden; het aanbod wat de leerkracht geeft moet van kwaliteit zijn om de kinderen te stimuleren tot activiteit en opdoen van ervaringen. Ze moeten samen kunnen werken, communiceren en verantwoordelijkheid kunnen dragen.
Activiteiten moeten voor de kinderen zinvol zijn en betekenis hebben; de kinderen moeten zich betrokken voelen bij het aanbod . Zie voor meer informatie mijn uitleg bij pedagogiekbijeenkomst 4.

taalactiviteti leerkracht is sturend.

spelactiviteit, kinderen spelen boefje. Leerkracht speelt geen rol.

constructieve activiteit, leerkracht kan sturende rol hebben.

schrijfactiviteit,leerkracht is sturend (zegt wat te doen)

gesprekactiviteit, leerkracht is sturend.


wiskundige activiteit, leerkacht niet sturend maar kan wel.



donderdag 17 november 2011

Toepassingskaarten 8 & 9

Toepassingskaart 8


Deze kaart gaat over het geven van een constructivistisch les en hoort bij pedagogiekbijeenkomst 5. Ik heb bij deze toepassingskaart de leerstijlen van Kolb gebruikt. Ik dacht als ik wat meer weet over de leerstijlen, kan ik dit ook toepassen op stage. Zie dus bij deze toepassingskaart ook het verslag van pedagogiekbijeenkomst 5.

Eigen leerstijl
In het verslag van pedagogiekbijeenkomst 5 kun je bijvoorbeeld lezen dat ik zelf een denker ben, al heb ik niet heel erg de leerstijl van een denker, want ik hou helemaal niet van iets leren uit theorie. Wel is het zo dat ik informatie het liefste zo direct mogelijk leer/lees/hoor zonder al te veel poespas. Uit de test kwam dat ik een beslisser ben, maar hier ben ik het totaal niet meer eens. Ik stel graag onderzoekende vragen en ben goed in logisch denken en redeneren. Ook vind ik het interessant veel te analyseren. Ik werd vaak nauwkeurig, wat als keerzijde kan hebben dat ik perfectionistisch ben en een opdracht dus nog nooit goed genoeg/af is en dat levert veel stress op. Ik ben redelijk creatief en heb tijdens deze studie dan ook gemerkt dat het maken van mindmaps beter bij mij past dan samenvattingen maken. Ik hou van vooruit denken en dingen in de praktijk doen en onderzoeken. Samenwerken vind ik niet zo fijn.

Observatie van 3 kinderen met een verschillende leerstijl.
Eerst heb ik een schema gemaakt van de leerstijlen van Kolb met de kenmerken van iedere leerstijl en tips erbij voor in de klas (zie pedagogiekbijeenkomst 5).
Aan de hand van dat schema heb ik 3 kinderen geobserveerd, die volgens mijn mentor erg verschillend zijn.
Ik vond het soms wel lastig echt 1 stijl bij de kinderen te zoeken, bij mij zelf passen immers ook meerdere stijlen. Maar ik heb erachter geschreven welke stijl met meest overeen kwam.
Hieronder zie je mijn waarnemingen.
1) J., 5jaar, jongen --> uitkomst dromer.
- wil vooral leren als hem iets interesseert (treinen bv.), anders kiest hij er zelf niet voor.
- werkt nauwkeurig en gedreven, zat kwartier aan 1 tekening van een trein.
- houdt niet van samenwerken en kiest er ook niet zelf voor.
- kijk in de kring bv. eerst aandachtig wat anderen doen en doet het daarna pas zelf-.
- hij begint in de pauze geen gesprek uit zichzelf
- hij probeert 5 min zelf zijn beker open te krijgen, dan wacht hij tot de meester hem ziet en bij hem roept.
- met kiezen voor de workshops vind hij het lastig een keuze te maken.

2) S., 5 jaar, jongen --> uitkomst doener.
- vertelt veel (6nieuwe gesprekken in 5min) in de kring
- neemt initiatieven (verzint spel om te spelen buiten, vraagt een kind met hem te gaan spelen)
- werkt altijd graag samen en neemt daar ook zelf initiatief voor
- vraag vaak hulp om hem te begeleiden, maar wil het zelf proberen (bij een puzzel vraagt hij de meester hoe hij het beste kan beginnen)
- zoekt naar oplossingen door dingen uit te proberen
- in de pauze begint hij met 5 verschillende kinderen een gesprek
- hij zingt lachend (blij) en hard (enthousiast) mee met het liedje en doet de gebaren er uit zichzelf mee.
- vraagt zelf hulp aan ander kind om zijn beker op te maken
- wil graag over zijn eigen ervaringen vertellen in de klas.

3) Y. ,6 jaar, meisje --> uitkomst denker.
- werkt nauwkeurig en gedreven, werkt is vaak niet af maar wel netjes (bv. een kleurplaat helemaal binnen de lijntjes maar nog niet zo ver af)
- kan niet zo goed tegen onrust in de klas of leefomgeving (tijdens het kiezen is het erg onrustig, je ziet dat ze steeds afgeleid wordt door van alles en zich niet goed op het kiezen kan concentreren)
- moeite met het nemen van beslissingen (toen ze een puzzel moest maken, heeft ze er 10 min over gedaan om er 1 te kiezen bv.)
- is in de kring afwachtend, maar komt met doorgedacht oplossingen op een probleemstelling van de meester
- kan goed zelfstandig werken en vindt dit ook fijn.
- vind het niet zo fijn om samen met een ander kind een werkje te doen.
- in de pauze zit ze als eerst met stilte teken (vindt normen en waarden belangrijk)
- voert geen gesprek in de pauze en lijkt in gedachte/staart naar de tafel.

Constructivistisch les van reguliere les
Ik heb een schrijfles gekozen en heb daarbij de leerstijl doener in mijn achterhoofd gehouden.
Kenmerken van een doener zijn: ervaring opdoen door experimenteren, wil resultaten zien, houdt van samenwerken, zoekt zelf nieuwe leersituaties, neemt soms onnodige risico´s, houdt van uitdagende en spanningsvolle situaties (in diepe gooien), evalueren nodig omdat hij er soms zelf nog niet over na heeft gedacht.
De toepassingen die ik heb gedaan om van de reguliere schrijfles (een herhalingsles) een schrijfles voor een doener te maken zijn:
- als intro samen (kinderen onderling) bespreken welke letters ze al hebben geleerd en welke er goed gingen en welke nog wel wat beter kunnen.
- de schuine lijnen (nieuw onderdeel) 1x op het bord voor doen en daarna zelf laten oefenen/experimenten, dus gelijk in het diepe gooien.
- de les tussendoor stil leggen en i.p.v. dat ik zeg welke letter goed gaan en welke verbeterd kunnen worden, ze dat in 2tallen bij elkaar laten doen. Ook kijken bij elkaar hoe de schuine lijnen gaan. (natuurlijk loop ik wel rond in de klas om te ondersteunen)
-aan het eind van de les, de bladzijde van vandaag vergelijken met die van vorige week, zodat ze gelijk resultaat zien.
- aan het eind van de les gaan we evalueren.
hoe gingen de schuine letters? hoe ging het samenwerken? is het werk af? hoe was deze manier van werken? wat vond je moeilijk/makkelijk en leuk/minder leuk in deze les?
Opvallend was dat ongeveer de helft van de klas het samenwerken erg fijn en leuk vond en een kwart maakt het niet zoveel uit en een kwart werkte liever alleen. Ongeveer 3/4 van de klas vond het leuk om aan het eind de bladzijde te vergelijken met de vorige bladzijde. (Misschien iets om over na te denken om wat regelmatiger te doen bij de schrijfles).


Ik vond het erg leuk en interessant om een keer een les anders te geven dan ik uit mezelf zou doen, omdat je je er meer van bewust wordt dat er veel verschillende leerstijlen in een klas te vinden zijn en de lessen normaal daar misschien niet goed bij aansluiten.
Voor de toekomst zou ik in mijn eigen klas ook wel willen onderzoeken welke kinderen welke leerstijl hebben en daar wat meer rekening mee te houden bij het maken van lessen.




Toepassingskaart 9


De toepassingskaart 9 gaat over scholen en hun talentontwikkeling en hoort bij pedagogiekbijeenkomst 6.

Ik heb me bij deze opdracht verdiept in mijn eigen stageschool, de J.H. Snijdersschool in Rijswijk. Ik dacht dat dit wel een basisschool is waar de talentontwikkeling van de leerlingen centraal staan, omdat ze erg ontwikkelingsgericht werken, ze werken met portfolio’s en de kinderen kunnen veel zelf kiezen welke lessen (of workshops genaamd) ze willen volgen. In de praktijk (groep 1,2,3) merk ik dat de kinderen daarom veel meer kunnen kiezen wat aansluit bij hun talenten en/of interesses.
Voor mijn verslag heb ik de schoolgids, schoolsite en antwoorden van mijn mentor gebruikt.
Hieronder zie je mijn verslag van de talentontwikkeling op mijn stageschool.

Waar richt de school specifiek aandacht op?
De school vind het belangrijk dat de kinderen leren vanuit eigen interesses. Ook wordt er gewerkt vanuit thema’s en hecht de school veel waarde aan samen leren. De school is een ‘natuurlijk leren’ school en werkt dus vanuit de ontwikkeling van het kind.

Hoe maken de kinderen keuzes?
De kinderen hebben ‘clubs’ (dat zijn lessen voor verplichte vakken, zoals schrijven, rekenen en taal) en daar moeten ze op vaste momenten in de week naar toe en de kinderen kunnen op bepaalde momenten in de week kiezen of ze naar een workshop (les over bepaald onderwerp) willen of naar een lokaal waar zelfstandigwerk-tijd (spelen en werken). De kinderen weten dat ze op bepaalde tijden naar de verplichte lessen moeten en daar kunnen ze verder niets kiezen.
Soms worden de kinderen ‘uitgenodigd’ naar een workshop te gaan door de leerkracht en het is dan de bedoeling dat ze dat ook doen. Dat is om er voor te zorgen dat het kind zich toch voldoende op elk vlak ontwikkeld en er genoeg ‘bewijs’ wordt verzameld voor in het portfolio.
In de onderbouw is het zo dat een stamgroep voor elk kind een sleutelhanger heeft met naam en foto en voor elke klas een ring. Als de kinderen voor een bepaalde klas hebben gekozen hangen ze hun sleutelhanger aan de ring van die klas (bv. als je voor de bouwklas kiest, hang je je sleutelhanger aan de bouwring). Als de kinderen van lokaal wisselen neemt 1 kind uit het groepje de ring mee, zodat de leerkracht van het lokaal waar ze naar toe gaan kan zien of iedereen er is.

Hoe sluit het onderwijs aan bij de keuze van het kind?
De klassen zijn op de school ingedeeld in units en binnen deze units zijn stamgroepen (peergroepen) gemaakt. In deze stamgroepen zitten verschillende leeftijden door elkaar binnen de unit. In de onderbouwunit zitten er dus kinderen in de klas uit groep 1, 2 én 3. Er zijn drie units: onderbouw (groep 1 t/m3 met 6 stamgroepen), de middenbouw (groep 4/5, met 4 stamgroepen) en de bovenbouw (groep 6 t/m 8, met ook 4 stamgroepen).
Binnen deze units zijn er verschillende niveaus en lokalen. Zo is er in de onderbouw bijvoorbeeld: een taallokaal, rekenlokaal, spellokaal, natuur-technieklokaal, bouwlokaal en het atelier. De lokalen zijn dan ook helemaal ingericht naar het vakgebied.
Zo kunnen de kinderen bij niet-verplichte onderdelen zelf kiezen waar ze naartoe gaan. Per les wisselen de kinderen dus ook van klas. Ik loop zelf stage in de onderbouw in het natuur-technieklokaal, ik blijf dus in het lokaal maar zie op een dag heel veel verschillende kinderen, die zelf voor dit lokaal kiezen.

Hoe sluit de school aan bij de talentontwikkeling?
Binnen de thema's mogen de leerlingen(vanaf de middenbouw) zelf bepalen op welke manier ze de geleerde kennis willen verwerken. In de bovenbouw kan dit bijvoorbeeld zijn door het maken van een werkstuk of muurkrant.
In de onderbouw is de aansluiten bij het talentonderwijs vooral te zien, bij het kiezen van workshops naar eigen interesse/talent. Zo kan een vind er voor kiezen zich te specialiseren in bijvoorbeeld knutselen in het atelier of gymen in de spelklas (door veel naar workshops te gaan in die klas).
Zowel in de onderbouw,middenbouw en bovenbouw wordt er gewerkt met een portfolio. De kinderen kiezen zelf welke werkjes erin komen en bedenken waarom. Daarna hebben ze een gesprek met de leerkracht over het portfolio (hoe lopen de ontwikkelingslijnen? Waar moet nog wat meer aandacht aan besteed worden? Voor welk vakgebied moet nog wat meer bewijs worden verzameld?), daarna heeft het kind, de ouders/verzorgers en de leerkracht een portfoliogesprek, waarbij de nadruk ligt bij het kind (hij verteld wat er te zien is in portfolio e.d., natuurlijk vult de leerkracht zo nodig aan). Na de gesprekken kunnen er met het kind afspraken gemaakt worden, voor welke vakgebied misschien nog meer bewijs/ervaring opgedaan moet worden.

De school heeft ook een aantal vaste principes waar aan vast gehouden wordt:
1.                      Elk kind ontwikkelt zich op eigen wijze en eigen tempo.
2.                      We begeleiden de kinderen op maat.
3.                      Bij het leren staat eigenaarschap centraal.
4.                      Kinderen hebben inzicht in eigen kunnen. Zij zijn mede verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling.
5.                      Er is ruimte voor de kinderen om te kiezen voor activiteiten vanuit eigen interesse. Hierdoor vergroten zij hun kennis en vaardigheden.
6.                      We werken over realistische thema's in en over de echte wereld. De thema's sluiten aan bij de belevingswereld van de kinderen.
7.                      Wij leren van en met elkaar.
8.                      Kinderen ontwikkelen zich vanuit veiligheid en geborgenheid.
9.                      Een rijke leeromgeving daagt kinderen uit om tot veelzijdig leren te komen.
Dit was mijn onderzoek op mijn stageschool, hieronder nog een aantal artikelen over talentontwikkeling op scholen.


Artikel 1
Talentontwikkeling bij kinderen: ja of nee?
Talentontwikkeling bij kinderen dat is wat zo belangrijk is. Maar is die behoefte er ook vanuit het onderwijs en vanuit de maatschappij?
Uit marktonderzoek onder verschillende leerkrachten van basisscholen in Nederland kan ik concluderen dat hier zeker behoefte aan is. Sommige scholen geven al op een bepaalde manier invulling aan talentontwikkeling binnen het basisonderwijs. Dit wordt tot nu toe op verschillende manier gedaan. Er zijn scholen die een zogenaamde ‘plusklas’ of ‘excellentieklas’ hebben. Deze klassen richten zich meer op de extra slimme en hoogbegaafde leerlingen, om hun meer uit te dagen qua lesstof. En de ‘gewone’ leerling dan? Ieder kind is toch uniek en heeft zijn of haar eigen talenten? Een andere manier waarop er nu aandacht wordt besteed aan talentontwikkeling is door de lesstof binnen de klas op verschillende manieren aan te bieden, zoals de inzet van de meervoudige intelligentie methode. Opvallend is dat leerkrachten de lesstof passend aan willen bieden, dit middels meervoudige intelligentie opdrachtkaarten of andere leermaterialen,  maar dat het nog niet helemaal helder is over welke kwaliteiten en talenten van de leerlingen ze het dan hebben.
Fantasiefontein, een nieuwe organisatie op het gebied van talentontwikkeling, geeft hier invulling aan door eerst middels verschillende invalshoeken het talent in ‘kaart’ te brengen. Juist verschillende invalshoeken zijn van belang om een zo min mogelijk gekleurd beeld te krijgen. Bij de vraag “Wat vind u van de betrokkenheid van de leerkracht, leerling zelf, ouder en mede-leerling?” die aan verscheidene leerkrachten werd gesteld worden deze factoren door hun zeker als zeer belangrijk geacht. Een leerkracht omdat je als leerkracht vaak onbewust al veel over een leerling weet en het de visie op de mogelijkheden van de leerling verbreedt. Een leerling om juist hiermee het inzicht in zijn of haar eigen kunnen, interesses en talenten te krijgen. Dit inzicht kan weer bijdragen aan de motivatie van een kind en de uitdaging. Een ouder omdat deze ook een goed beeld heeft van zijn eigen kind en het in de toekomst zijn of haar kind ook nog verder moet begeleiden. Daarnaast kan de betrokkenheid van de ouder met zich meebrengen dat zij inzicht krijgen in dat hun kind meer is dan een som van de Cito toets. En een mede-leerling (wellicht ook meerdere mede-leerlingen). Leerlingen hebben vaak ook al wel een beeld van elkaars kwaliteiten. Tevens draagt het bij aan ook het respect voor en waardering van de talenten van een andere leerling.
Leerkrachten zien het inzicht in en het werken met het talent van hun leerlingen zeker als een meerwaarde. Als leerkracht kan je hierdoor een leerling nog beter op waarde schatten en je lesstof aan te passen op de verschillende kwaliteiten. En nog belangrijker, wat is de meerwaarde voor het kind? Door kinderen lesstof op deze manier aan te bieden zullen zij plezier krijgen in het leren. Sterktes kunnen worden uitgedaagd en voor gebieden waar ze minder goed in zijn kunnen ze hun talent inzetten om zwaktes verder te ontwikkelen. Kinderen zullen zich zelfverzekerder en competenter gaan voelen. Waardoor een leerling ondervindt dat succes ervaringen niet per definitie gekoppeld hoeven te zijn aan het cognitieve leren.
Stelt u zich voor dat het er in de toekomst niet meer om gaat hoe intelligent een kind is, maar HOE een kind intelligent is? Talentontwikkeling op jonge leeftijd wordt zeker gezien als een toegevoegde waarde. Een waarde die je de rest van je leven meeneemt. Alleen verdient het op scholen veel meer aandacht om het basisonderwijs (nog) beter te laten scoren. Talent kan groeien, groeien jullie mee?



 Artikel 2Talentontwikkeling – je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen
How to | Talent management
Mastermind gelooft dat talentontwikkeling de basis is voor succes. Echt succesvol wordt je alleen als je je werkelijke talenten benut. Dat geldt voor personen maar zeker ook voor organisaties. De R.K. Sint Jozefschool in Loil is zo’n organisatie waar ze geloven in talentontwikkeling. Met een financiële bijdrage van Mastermind realiseerden ze het talentenplein om invulling te geven aan hun visie op talentontwikkeling. Lees hieronder hoe zij dat doen of bekijk de video voor interviews en de opening van het talentenplein.

Het Talentenplein op Basisschool St. Jozef te Loil … daar is ruimte voor talentontwikkeling!
Op basisschool st. Jozef te Loil streven we er naar dat iedereen op school het beste uit zichzelf haalt en gaan we er van uit dat iedereen over talenten beschikt. Vanuit die gedachte is het idee van een talentenplein ontstaan, gebaseerd op de principes van meervoudige intelligentie. Het talentenplein is echt het hart van de school. We hebben deze ruimte zo genoemd omdat er meerdere talenten van onze leerlingen ontwikkeld kunnen worden en op verschillende manieren gepresenteerd worden. Het plein is een open en activerende onderwijsvorm. De leerkrachten kunnen hier verschillende werkvormen toepassen en met grote of kleine groepjes leerlingen werken. Leerlingen hebben een actieve rol om actief, zelfstandig en in samenwerkingsverband kennis en vaardigheden eigen te maken.
Er is een diversiteit in lesstof aanbod en materiaal. Zo wordt het leesonderwijs gestimuleerd door een groter aanbod van leesboeken en een speciale leesbank. Kinderen kunnen met verschillende opdrachtkaarten over allerlei thema’s aan het werk. Verder is er ruimte voor drama, toneel, bouwwerken en creatieve activiteiten. Er is een luisterhoek en er kunnen presentaties en shows gegeven worden.
Voor alle groepen is er de gelegenheid om hun werk tentoon te stellen op het plein. Het talentenplein is Multi-functioneel. De leeromgeving bestaat uit werkplekken en hoeken. De ruimte wordt door alle groepen gebruikt, maar ook de tussenschoolse opvang maakt gebruik van deze ruimte. Juf Dorien is actief betrokken bij de invoering van het talentenplein. Zij zorgt voor een rooster zodat alle groepen roulerend kunnen werken op het plein en voor uitdagende materialen. Ook coacht zij de leerkrachten bij het werken op het plein.

Toepassingskaarten 6a Ontwikkelingsmaterialen

Toepassingskaart 6a

Deze kaart gaat over ontwikkelingsmaterialen. Hier is ook een bijeenkomst over geweest, maar daar kon ik helaas niet heen omdat het op een dinsdag gepland was en ik een lucasstudente ben, dus toen stage moest lopen.
Door deze toepassingskaart heb ik meer inzicht gekregen welke ontwikkelingsmaterialen er allemaal voor het jonge kind zijn. Eigenlijk werkte ik er al wel veel mee, maar ik had er nog nooit zo bewust naar gekeken.
Hieronder zie je een aantal ontwikkelingsmaterialen uit mijn stageklas (groep 1,2,3).

combinatiespel
linea

communicatiespel
lees kwartet

mini loco