vrijdag 18 november 2011

Toepassingskaart 7a Ontwikkelingsgericht onderwijs

Toepassingskaart 7a


1. schriftelijke uitleg over de cirkel van basisontwikkeling die we bij de bijbehorende bijeenkomst (4) hebben geleerd, zie je hieronder.

Binnen de BASISONTWIKKELING moet er op school een samenhangend geheel zijn tussen functieontwikkeling, persoonlijkheidsontwikkeling, verkenning van de wereld en een eerste kennismaking met enkele  vak- en vormingsgebieden. Dit wordt binnen de theorie van de basisontwikkeling gesymboliseerd in drie cirkels.
In de binnenste cirkel staan de basiskenmerken, die tevens ook de doelen kunnen zijn. Een kind kan zich pas goed ontwikkelen als:
het emotioneel vrij is, nieuwsgierig is en als het zelfvertrouwen heeft.
In de middelste cirkel zien we de persoonlijkheidsontwikkeling beschreven: actief zijn, uiten en vorm geven – communiceren, de wereld verkennen, voorstellingsvermogen en creativiteit, samen spelen en werken, zelfsturing, zelfstandigheid, reflecteren, redeneren en probleem oplossen.
In de buitenste cirkel zien we de gebieden van de specifieke kennis en vaardigheden: woorden en begrippen, waarnemen en ordenen, motorische vaardigheid, hoeveelheden en bewerkingen, gereedschappen en technieken, sociale vaardigheid, schematiseren en symboolvorming, geschreven en gedrukte taal.
Wil een kind tot goede activiteiten en prestaties komen dan zal het zich lekker in zijn vel moeten voelen (binnenste cirkel). In de middelste cirkel komt de brede ontwikkeling aan de orden; het aanbod wat de leerkracht geeft moet van kwaliteit zijn om de kinderen te stimuleren tot activiteit en opdoen van ervaringen. Ze moeten samen kunnen werken, communiceren en verantwoordelijkheid kunnen dragen.
Activiteiten moeten voor de kinderen zinvol zijn en betekenis hebben; de kinderen moeten zich betrokken voelen bij het aanbod . Zie voor meer informatie mijn uitleg bij pedagogiekbijeenkomst 4.

taalactiviteti leerkracht is sturend.

spelactiviteit, kinderen spelen boefje. Leerkracht speelt geen rol.

constructieve activiteit, leerkracht kan sturende rol hebben.

schrijfactiviteit,leerkracht is sturend (zegt wat te doen)

gesprekactiviteit, leerkracht is sturend.


wiskundige activiteit, leerkacht niet sturend maar kan wel.



donderdag 17 november 2011

Toepassingskaarten 8 & 9

Toepassingskaart 8


Deze kaart gaat over het geven van een constructivistisch les en hoort bij pedagogiekbijeenkomst 5. Ik heb bij deze toepassingskaart de leerstijlen van Kolb gebruikt. Ik dacht als ik wat meer weet over de leerstijlen, kan ik dit ook toepassen op stage. Zie dus bij deze toepassingskaart ook het verslag van pedagogiekbijeenkomst 5.

Eigen leerstijl
In het verslag van pedagogiekbijeenkomst 5 kun je bijvoorbeeld lezen dat ik zelf een denker ben, al heb ik niet heel erg de leerstijl van een denker, want ik hou helemaal niet van iets leren uit theorie. Wel is het zo dat ik informatie het liefste zo direct mogelijk leer/lees/hoor zonder al te veel poespas. Uit de test kwam dat ik een beslisser ben, maar hier ben ik het totaal niet meer eens. Ik stel graag onderzoekende vragen en ben goed in logisch denken en redeneren. Ook vind ik het interessant veel te analyseren. Ik werd vaak nauwkeurig, wat als keerzijde kan hebben dat ik perfectionistisch ben en een opdracht dus nog nooit goed genoeg/af is en dat levert veel stress op. Ik ben redelijk creatief en heb tijdens deze studie dan ook gemerkt dat het maken van mindmaps beter bij mij past dan samenvattingen maken. Ik hou van vooruit denken en dingen in de praktijk doen en onderzoeken. Samenwerken vind ik niet zo fijn.

Observatie van 3 kinderen met een verschillende leerstijl.
Eerst heb ik een schema gemaakt van de leerstijlen van Kolb met de kenmerken van iedere leerstijl en tips erbij voor in de klas (zie pedagogiekbijeenkomst 5).
Aan de hand van dat schema heb ik 3 kinderen geobserveerd, die volgens mijn mentor erg verschillend zijn.
Ik vond het soms wel lastig echt 1 stijl bij de kinderen te zoeken, bij mij zelf passen immers ook meerdere stijlen. Maar ik heb erachter geschreven welke stijl met meest overeen kwam.
Hieronder zie je mijn waarnemingen.
1) J., 5jaar, jongen --> uitkomst dromer.
- wil vooral leren als hem iets interesseert (treinen bv.), anders kiest hij er zelf niet voor.
- werkt nauwkeurig en gedreven, zat kwartier aan 1 tekening van een trein.
- houdt niet van samenwerken en kiest er ook niet zelf voor.
- kijk in de kring bv. eerst aandachtig wat anderen doen en doet het daarna pas zelf-.
- hij begint in de pauze geen gesprek uit zichzelf
- hij probeert 5 min zelf zijn beker open te krijgen, dan wacht hij tot de meester hem ziet en bij hem roept.
- met kiezen voor de workshops vind hij het lastig een keuze te maken.

2) S., 5 jaar, jongen --> uitkomst doener.
- vertelt veel (6nieuwe gesprekken in 5min) in de kring
- neemt initiatieven (verzint spel om te spelen buiten, vraagt een kind met hem te gaan spelen)
- werkt altijd graag samen en neemt daar ook zelf initiatief voor
- vraag vaak hulp om hem te begeleiden, maar wil het zelf proberen (bij een puzzel vraagt hij de meester hoe hij het beste kan beginnen)
- zoekt naar oplossingen door dingen uit te proberen
- in de pauze begint hij met 5 verschillende kinderen een gesprek
- hij zingt lachend (blij) en hard (enthousiast) mee met het liedje en doet de gebaren er uit zichzelf mee.
- vraagt zelf hulp aan ander kind om zijn beker op te maken
- wil graag over zijn eigen ervaringen vertellen in de klas.

3) Y. ,6 jaar, meisje --> uitkomst denker.
- werkt nauwkeurig en gedreven, werkt is vaak niet af maar wel netjes (bv. een kleurplaat helemaal binnen de lijntjes maar nog niet zo ver af)
- kan niet zo goed tegen onrust in de klas of leefomgeving (tijdens het kiezen is het erg onrustig, je ziet dat ze steeds afgeleid wordt door van alles en zich niet goed op het kiezen kan concentreren)
- moeite met het nemen van beslissingen (toen ze een puzzel moest maken, heeft ze er 10 min over gedaan om er 1 te kiezen bv.)
- is in de kring afwachtend, maar komt met doorgedacht oplossingen op een probleemstelling van de meester
- kan goed zelfstandig werken en vindt dit ook fijn.
- vind het niet zo fijn om samen met een ander kind een werkje te doen.
- in de pauze zit ze als eerst met stilte teken (vindt normen en waarden belangrijk)
- voert geen gesprek in de pauze en lijkt in gedachte/staart naar de tafel.

Constructivistisch les van reguliere les
Ik heb een schrijfles gekozen en heb daarbij de leerstijl doener in mijn achterhoofd gehouden.
Kenmerken van een doener zijn: ervaring opdoen door experimenteren, wil resultaten zien, houdt van samenwerken, zoekt zelf nieuwe leersituaties, neemt soms onnodige risico´s, houdt van uitdagende en spanningsvolle situaties (in diepe gooien), evalueren nodig omdat hij er soms zelf nog niet over na heeft gedacht.
De toepassingen die ik heb gedaan om van de reguliere schrijfles (een herhalingsles) een schrijfles voor een doener te maken zijn:
- als intro samen (kinderen onderling) bespreken welke letters ze al hebben geleerd en welke er goed gingen en welke nog wel wat beter kunnen.
- de schuine lijnen (nieuw onderdeel) 1x op het bord voor doen en daarna zelf laten oefenen/experimenten, dus gelijk in het diepe gooien.
- de les tussendoor stil leggen en i.p.v. dat ik zeg welke letter goed gaan en welke verbeterd kunnen worden, ze dat in 2tallen bij elkaar laten doen. Ook kijken bij elkaar hoe de schuine lijnen gaan. (natuurlijk loop ik wel rond in de klas om te ondersteunen)
-aan het eind van de les, de bladzijde van vandaag vergelijken met die van vorige week, zodat ze gelijk resultaat zien.
- aan het eind van de les gaan we evalueren.
hoe gingen de schuine letters? hoe ging het samenwerken? is het werk af? hoe was deze manier van werken? wat vond je moeilijk/makkelijk en leuk/minder leuk in deze les?
Opvallend was dat ongeveer de helft van de klas het samenwerken erg fijn en leuk vond en een kwart maakt het niet zoveel uit en een kwart werkte liever alleen. Ongeveer 3/4 van de klas vond het leuk om aan het eind de bladzijde te vergelijken met de vorige bladzijde. (Misschien iets om over na te denken om wat regelmatiger te doen bij de schrijfles).


Ik vond het erg leuk en interessant om een keer een les anders te geven dan ik uit mezelf zou doen, omdat je je er meer van bewust wordt dat er veel verschillende leerstijlen in een klas te vinden zijn en de lessen normaal daar misschien niet goed bij aansluiten.
Voor de toekomst zou ik in mijn eigen klas ook wel willen onderzoeken welke kinderen welke leerstijl hebben en daar wat meer rekening mee te houden bij het maken van lessen.




Toepassingskaart 9


De toepassingskaart 9 gaat over scholen en hun talentontwikkeling en hoort bij pedagogiekbijeenkomst 6.

Ik heb me bij deze opdracht verdiept in mijn eigen stageschool, de J.H. Snijdersschool in Rijswijk. Ik dacht dat dit wel een basisschool is waar de talentontwikkeling van de leerlingen centraal staan, omdat ze erg ontwikkelingsgericht werken, ze werken met portfolio’s en de kinderen kunnen veel zelf kiezen welke lessen (of workshops genaamd) ze willen volgen. In de praktijk (groep 1,2,3) merk ik dat de kinderen daarom veel meer kunnen kiezen wat aansluit bij hun talenten en/of interesses.
Voor mijn verslag heb ik de schoolgids, schoolsite en antwoorden van mijn mentor gebruikt.
Hieronder zie je mijn verslag van de talentontwikkeling op mijn stageschool.

Waar richt de school specifiek aandacht op?
De school vind het belangrijk dat de kinderen leren vanuit eigen interesses. Ook wordt er gewerkt vanuit thema’s en hecht de school veel waarde aan samen leren. De school is een ‘natuurlijk leren’ school en werkt dus vanuit de ontwikkeling van het kind.

Hoe maken de kinderen keuzes?
De kinderen hebben ‘clubs’ (dat zijn lessen voor verplichte vakken, zoals schrijven, rekenen en taal) en daar moeten ze op vaste momenten in de week naar toe en de kinderen kunnen op bepaalde momenten in de week kiezen of ze naar een workshop (les over bepaald onderwerp) willen of naar een lokaal waar zelfstandigwerk-tijd (spelen en werken). De kinderen weten dat ze op bepaalde tijden naar de verplichte lessen moeten en daar kunnen ze verder niets kiezen.
Soms worden de kinderen ‘uitgenodigd’ naar een workshop te gaan door de leerkracht en het is dan de bedoeling dat ze dat ook doen. Dat is om er voor te zorgen dat het kind zich toch voldoende op elk vlak ontwikkeld en er genoeg ‘bewijs’ wordt verzameld voor in het portfolio.
In de onderbouw is het zo dat een stamgroep voor elk kind een sleutelhanger heeft met naam en foto en voor elke klas een ring. Als de kinderen voor een bepaalde klas hebben gekozen hangen ze hun sleutelhanger aan de ring van die klas (bv. als je voor de bouwklas kiest, hang je je sleutelhanger aan de bouwring). Als de kinderen van lokaal wisselen neemt 1 kind uit het groepje de ring mee, zodat de leerkracht van het lokaal waar ze naar toe gaan kan zien of iedereen er is.

Hoe sluit het onderwijs aan bij de keuze van het kind?
De klassen zijn op de school ingedeeld in units en binnen deze units zijn stamgroepen (peergroepen) gemaakt. In deze stamgroepen zitten verschillende leeftijden door elkaar binnen de unit. In de onderbouwunit zitten er dus kinderen in de klas uit groep 1, 2 én 3. Er zijn drie units: onderbouw (groep 1 t/m3 met 6 stamgroepen), de middenbouw (groep 4/5, met 4 stamgroepen) en de bovenbouw (groep 6 t/m 8, met ook 4 stamgroepen).
Binnen deze units zijn er verschillende niveaus en lokalen. Zo is er in de onderbouw bijvoorbeeld: een taallokaal, rekenlokaal, spellokaal, natuur-technieklokaal, bouwlokaal en het atelier. De lokalen zijn dan ook helemaal ingericht naar het vakgebied.
Zo kunnen de kinderen bij niet-verplichte onderdelen zelf kiezen waar ze naartoe gaan. Per les wisselen de kinderen dus ook van klas. Ik loop zelf stage in de onderbouw in het natuur-technieklokaal, ik blijf dus in het lokaal maar zie op een dag heel veel verschillende kinderen, die zelf voor dit lokaal kiezen.

Hoe sluit de school aan bij de talentontwikkeling?
Binnen de thema's mogen de leerlingen(vanaf de middenbouw) zelf bepalen op welke manier ze de geleerde kennis willen verwerken. In de bovenbouw kan dit bijvoorbeeld zijn door het maken van een werkstuk of muurkrant.
In de onderbouw is de aansluiten bij het talentonderwijs vooral te zien, bij het kiezen van workshops naar eigen interesse/talent. Zo kan een vind er voor kiezen zich te specialiseren in bijvoorbeeld knutselen in het atelier of gymen in de spelklas (door veel naar workshops te gaan in die klas).
Zowel in de onderbouw,middenbouw en bovenbouw wordt er gewerkt met een portfolio. De kinderen kiezen zelf welke werkjes erin komen en bedenken waarom. Daarna hebben ze een gesprek met de leerkracht over het portfolio (hoe lopen de ontwikkelingslijnen? Waar moet nog wat meer aandacht aan besteed worden? Voor welk vakgebied moet nog wat meer bewijs worden verzameld?), daarna heeft het kind, de ouders/verzorgers en de leerkracht een portfoliogesprek, waarbij de nadruk ligt bij het kind (hij verteld wat er te zien is in portfolio e.d., natuurlijk vult de leerkracht zo nodig aan). Na de gesprekken kunnen er met het kind afspraken gemaakt worden, voor welke vakgebied misschien nog meer bewijs/ervaring opgedaan moet worden.

De school heeft ook een aantal vaste principes waar aan vast gehouden wordt:
1.                      Elk kind ontwikkelt zich op eigen wijze en eigen tempo.
2.                      We begeleiden de kinderen op maat.
3.                      Bij het leren staat eigenaarschap centraal.
4.                      Kinderen hebben inzicht in eigen kunnen. Zij zijn mede verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling.
5.                      Er is ruimte voor de kinderen om te kiezen voor activiteiten vanuit eigen interesse. Hierdoor vergroten zij hun kennis en vaardigheden.
6.                      We werken over realistische thema's in en over de echte wereld. De thema's sluiten aan bij de belevingswereld van de kinderen.
7.                      Wij leren van en met elkaar.
8.                      Kinderen ontwikkelen zich vanuit veiligheid en geborgenheid.
9.                      Een rijke leeromgeving daagt kinderen uit om tot veelzijdig leren te komen.
Dit was mijn onderzoek op mijn stageschool, hieronder nog een aantal artikelen over talentontwikkeling op scholen.


Artikel 1
Talentontwikkeling bij kinderen: ja of nee?
Talentontwikkeling bij kinderen dat is wat zo belangrijk is. Maar is die behoefte er ook vanuit het onderwijs en vanuit de maatschappij?
Uit marktonderzoek onder verschillende leerkrachten van basisscholen in Nederland kan ik concluderen dat hier zeker behoefte aan is. Sommige scholen geven al op een bepaalde manier invulling aan talentontwikkeling binnen het basisonderwijs. Dit wordt tot nu toe op verschillende manier gedaan. Er zijn scholen die een zogenaamde ‘plusklas’ of ‘excellentieklas’ hebben. Deze klassen richten zich meer op de extra slimme en hoogbegaafde leerlingen, om hun meer uit te dagen qua lesstof. En de ‘gewone’ leerling dan? Ieder kind is toch uniek en heeft zijn of haar eigen talenten? Een andere manier waarop er nu aandacht wordt besteed aan talentontwikkeling is door de lesstof binnen de klas op verschillende manieren aan te bieden, zoals de inzet van de meervoudige intelligentie methode. Opvallend is dat leerkrachten de lesstof passend aan willen bieden, dit middels meervoudige intelligentie opdrachtkaarten of andere leermaterialen,  maar dat het nog niet helemaal helder is over welke kwaliteiten en talenten van de leerlingen ze het dan hebben.
Fantasiefontein, een nieuwe organisatie op het gebied van talentontwikkeling, geeft hier invulling aan door eerst middels verschillende invalshoeken het talent in ‘kaart’ te brengen. Juist verschillende invalshoeken zijn van belang om een zo min mogelijk gekleurd beeld te krijgen. Bij de vraag “Wat vind u van de betrokkenheid van de leerkracht, leerling zelf, ouder en mede-leerling?” die aan verscheidene leerkrachten werd gesteld worden deze factoren door hun zeker als zeer belangrijk geacht. Een leerkracht omdat je als leerkracht vaak onbewust al veel over een leerling weet en het de visie op de mogelijkheden van de leerling verbreedt. Een leerling om juist hiermee het inzicht in zijn of haar eigen kunnen, interesses en talenten te krijgen. Dit inzicht kan weer bijdragen aan de motivatie van een kind en de uitdaging. Een ouder omdat deze ook een goed beeld heeft van zijn eigen kind en het in de toekomst zijn of haar kind ook nog verder moet begeleiden. Daarnaast kan de betrokkenheid van de ouder met zich meebrengen dat zij inzicht krijgen in dat hun kind meer is dan een som van de Cito toets. En een mede-leerling (wellicht ook meerdere mede-leerlingen). Leerlingen hebben vaak ook al wel een beeld van elkaars kwaliteiten. Tevens draagt het bij aan ook het respect voor en waardering van de talenten van een andere leerling.
Leerkrachten zien het inzicht in en het werken met het talent van hun leerlingen zeker als een meerwaarde. Als leerkracht kan je hierdoor een leerling nog beter op waarde schatten en je lesstof aan te passen op de verschillende kwaliteiten. En nog belangrijker, wat is de meerwaarde voor het kind? Door kinderen lesstof op deze manier aan te bieden zullen zij plezier krijgen in het leren. Sterktes kunnen worden uitgedaagd en voor gebieden waar ze minder goed in zijn kunnen ze hun talent inzetten om zwaktes verder te ontwikkelen. Kinderen zullen zich zelfverzekerder en competenter gaan voelen. Waardoor een leerling ondervindt dat succes ervaringen niet per definitie gekoppeld hoeven te zijn aan het cognitieve leren.
Stelt u zich voor dat het er in de toekomst niet meer om gaat hoe intelligent een kind is, maar HOE een kind intelligent is? Talentontwikkeling op jonge leeftijd wordt zeker gezien als een toegevoegde waarde. Een waarde die je de rest van je leven meeneemt. Alleen verdient het op scholen veel meer aandacht om het basisonderwijs (nog) beter te laten scoren. Talent kan groeien, groeien jullie mee?



 Artikel 2Talentontwikkeling – je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen
How to | Talent management
Mastermind gelooft dat talentontwikkeling de basis is voor succes. Echt succesvol wordt je alleen als je je werkelijke talenten benut. Dat geldt voor personen maar zeker ook voor organisaties. De R.K. Sint Jozefschool in Loil is zo’n organisatie waar ze geloven in talentontwikkeling. Met een financiële bijdrage van Mastermind realiseerden ze het talentenplein om invulling te geven aan hun visie op talentontwikkeling. Lees hieronder hoe zij dat doen of bekijk de video voor interviews en de opening van het talentenplein.

Het Talentenplein op Basisschool St. Jozef te Loil … daar is ruimte voor talentontwikkeling!
Op basisschool st. Jozef te Loil streven we er naar dat iedereen op school het beste uit zichzelf haalt en gaan we er van uit dat iedereen over talenten beschikt. Vanuit die gedachte is het idee van een talentenplein ontstaan, gebaseerd op de principes van meervoudige intelligentie. Het talentenplein is echt het hart van de school. We hebben deze ruimte zo genoemd omdat er meerdere talenten van onze leerlingen ontwikkeld kunnen worden en op verschillende manieren gepresenteerd worden. Het plein is een open en activerende onderwijsvorm. De leerkrachten kunnen hier verschillende werkvormen toepassen en met grote of kleine groepjes leerlingen werken. Leerlingen hebben een actieve rol om actief, zelfstandig en in samenwerkingsverband kennis en vaardigheden eigen te maken.
Er is een diversiteit in lesstof aanbod en materiaal. Zo wordt het leesonderwijs gestimuleerd door een groter aanbod van leesboeken en een speciale leesbank. Kinderen kunnen met verschillende opdrachtkaarten over allerlei thema’s aan het werk. Verder is er ruimte voor drama, toneel, bouwwerken en creatieve activiteiten. Er is een luisterhoek en er kunnen presentaties en shows gegeven worden.
Voor alle groepen is er de gelegenheid om hun werk tentoon te stellen op het plein. Het talentenplein is Multi-functioneel. De leeromgeving bestaat uit werkplekken en hoeken. De ruimte wordt door alle groepen gebruikt, maar ook de tussenschoolse opvang maakt gebruik van deze ruimte. Juf Dorien is actief betrokken bij de invoering van het talentenplein. Zij zorgt voor een rooster zodat alle groepen roulerend kunnen werken op het plein en voor uitdagende materialen. Ook coacht zij de leerkrachten bij het werken op het plein.

Toepassingskaarten 6a Ontwikkelingsmaterialen

Toepassingskaart 6a

Deze kaart gaat over ontwikkelingsmaterialen. Hier is ook een bijeenkomst over geweest, maar daar kon ik helaas niet heen omdat het op een dinsdag gepland was en ik een lucasstudente ben, dus toen stage moest lopen.
Door deze toepassingskaart heb ik meer inzicht gekregen welke ontwikkelingsmaterialen er allemaal voor het jonge kind zijn. Eigenlijk werkte ik er al wel veel mee, maar ik had er nog nooit zo bewust naar gekeken.
Hieronder zie je een aantal ontwikkelingsmaterialen uit mijn stageklas (groep 1,2,3).

combinatiespel
linea

communicatiespel
lees kwartet

mini loco

zaterdag 29 oktober 2011

Pedagogiekbijeenkomst 7 (gegeven door Karlijn) 27 oktober - help je hersenen

Wat was nieuw voor me?
informatie over de samenwerking tussen de hersenhelften, reactiecategorieën en de funtheorie (als positieve afsluiting). 

Wat heb ik daarvan geleerd?
We begonnen zoals gewoonlijk weer met terugblikvragen. Deze vragen blijken ook erg belangrijk en handig voor het tentamen. Vandaag behandelde we de vragen: waar zorgt de rechter hersenhelft voor en waar de linker? (rechts voor creatieve dingen en links voor analytische dingen) en waar is het 1234 systeem op gebaseerd? (op de gewenste hulp aan een kind).
Daarna gingen we een filmpje kijken, met erg mooie en duidelijke tekeningen maar (voor mij) wel lastig Engels. Gelukkig vertaalde Karlijn af en toe een belangrijk deel. Ik heb vooral van het filmpje geleerd dat de kracht van mensen (in tegenstelling tot bij dieren) in goede samenwerking tussen beide hersenhelften ligt. Daardoor weten wij goed wat wij zelf kunnen , maar kunnen we ook goed rekening houden met een ander. We kunnen daardoor zelfs voorspellen wat de reactie van een ander zal zijn. Volgens het filmpje kun je onze hersenhelften zien als een embodied world en een conrete world. Door de samenwerking van onze hersenhelften zijn wij in staan wanneer wij een hartje op papier zien/tekenen, betekenis te geven aan de vorm. Ik vond het een interessant filmpje, alleen erg jammer dat ik door het moeilijke Engels grote delen niet begreep.

Na het filmpje kregen we een fragment van `rekenen is stom!`, daarin stonden 2 situaties waarin een meisje in groep 5 het niet leuk vond om te rekenen en de reactie van de juf erbij. Het was heel grappig en interessant de verschillen te zien. Bij het eerste stukje reageert de juf wel meelevend, maar blijft ze erbij dat iedereen weleens dingen moet doen die hij of zij niet leuk vindt, dus dat het kind gewoon door moet gaan met rekenen.
Bij het tweede stukje (op dezelfde situatie) reageert de juf heel anders, de juf bespreekt de gevoelens met het kind en hoe dit komt. Dan blijkt dat ze de sommen te makkelijk vindt. De juf zoekt samen met het kind naar een oplossing en ze spreken af dat als het meisje kan laten zien dat ze de sommen allemaal goed heeft, dat ze dan moeilijke sommen krijgt. Het meisje is opgelucht en gaat enthousiast verder met haar rekenwerk.
We hebben de reacties van de juf klassikaal besproken, daar kwam uit dat beide manieren goed zijn. Wel zou de tweede manier meestal de voorkeur hebben, omdat je dan beter aansluit bij de ontwikkeling van het kind. Maar soms is het organisatorisch (wegens tijdgebrek bv.)  niet mogelijk ieder kind aan zijn eigen ding te laten werken.
Ook kregen we een handig blad met verschillende open en gesloten vragen, die je kan stellen aan een kind. Waarbij openvragen de voorkeur hebben.

Daarna kregen we allemaal situatiebeschrijvingen en moest je na 2 sec. nadenken in het vakje erachter opschrijven wat jouw reactie zou zijn. Bij sommige situaties vond ik het nog best lastig, bijv. als Kees verteld dat hij hele erg dorst had op de markt en toen stiekem een perzik van een kar heeft gepakt.
Eigenlijk zou ik dan Kees niet gelijk de les willen lezen, maar zelf in willen laten zien wat hij fout heeft gedaan. Maar daar vind ik het nog best lastig een goede reactie bij te vinden.
Nadat we onze reacties hadden ingevuld kregen we een lijst met reactiecategorieën en hun effecten. Daarmee moesten we kijken waar je je eigen reactie bij kon plaatsen. Ik had de nummer 11, 9 en 10 het meeste. Zie afbeelding hieronder voor de reactiecategorieën.





Daarna kregen we de reactiecategorieën allemaal op een a4tje en moesten we deze in een groepje, in volgorde leggen van  inbreng van de leerkracht naar inbreng van de leerling. Daarbij hadden aan het begin (inbreng leerkracht) bevelen, gebieden en voorschrijven liggen en aan het einde (inbreng leerling) ondervragen, onderzoeken en verhoren.

Na deze opdracht was er eigenlijk nog een opdracht gepland, maar helaas hadden niemand van ons het boek ´Leer als een speer´ bij zich, die bij deze opdracht noodzakelijk was. Dat was een fout van ons, maar gelukkig heb ik het boek al wel geleerd.
De opdracht was: maak bij ieder hoofdstuk uit ´leer als een speer´ een les die je gelijk kan toepassen op de basisschool (met als doel, een hersenvriendelijke les). Uit de lessen moest naar voren komen dat het van belang is kinderen ook eens uit de comfort zone te halen, door meer uit te dagen, dat geeft een positief leereffect. Ook moet je altijd aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen.

Daarna hebben we nog even het schema van leren herhaald. Het is belangrijk dat de jaloezieën open staan en informatie via verschillende zintuigen binnen komen, dit gebeurt alleen als er veilig klimaat heerst. De informatie wordt het beste opgeslagen door aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen en de voorkennis.

Ook vandaag hadden we weer een leuke positieve afsluiter van de les, namelijk een filmpje van de cabaretier Daniel Arends over vrouwen versieren in de bar.
Daarna keken we nog een filmpje van de fun-theorie. Er was onderzocht hoeveel mensen bij een station de roltrap verkozen boven de gewone trap. Daarna werd de trap bekleed als een piano en hoorde je steeds grappige geluidje. Een verassend groot aantal mensen koos toen de ´gewone´ trap boven de roltrap.
Het doel van deze filmpje was dat we inzagen, dat als iets leuk en uitdagend is mensen veel enthousiaster worden.  Maar ook als iets wat minder leuk is, moet je als leerkracht proberen het toch zo leuk mogelijk te brengen

Wat ben ik van plan met deze kennis en inzichten te doen?
Vooral de reactiecategorieën vond ik wel erg interessant en handig. Ik ga binnenkort (volgende maandag of dinsdag) opletten bij mezelf wat voor reacties ik zelf eigenlijk geef. Deze ga ik dan opschrijven en later op de dag even analyseren in welke reactiecategorie ze thuis horen. Het lijkt me goed te weten welke soort reacties ik vooral geef en of ik hier misschien wat aan wil veranderen of het er wel mee eens ben.
Ook lijkt het me wel interessant dit te observeren bij mijn mentor en kijken of wij veel verschillen in reacties.
Het filmpje dat we hebben gekeken vond ik erg interessant en ik ben van plan deze nogmaals te kijken (misschien met mijn vriend, die erg goed is in Engels), zodat ik het wat beter begrijp.
Ook heb ik inzicht gekregen dat het goed is je af te vragen, wat een reactie (van jou als leerkracht bijv.) kan doen met een kind, welke gevoel zal het kind kunnen hebben?
Daardoor zal ik wat beter nadenken bij wat ik voor een reactie geef aan een kind.

Pedagogiekbijeenkomst 6 (gegeven door Karlijn) 5 oktober - talenten

Pedagogiekbijeenkomst 6 ´Talenten` 5/10


Wat was nieuw voor me?
Nieuw voor me in deze les was: episodisch geheugen oefening met ohja-moment, de meervoudige intelligentie (natuurlijk wel van gehoord, maar nog verder niet op in gegaan), talentonderwijs en competenties d.m.v. sterkte-zwakte analyse.

Wat heb ik daarvan geleerd?
We begonnen deze les met het bedenken wat mijn talent eigenlijk is in het onderwijs. Ik vond het nog best lastig, maar dit is wat ik opgeschreven had, mijn talent is: ik hecht veel waarde aan contact/zorg voor iedere leerlingen en vind het belangrijk met iedere leerlingen persoonlijk contact te hebben.
Daarna vertelden we aan elkaar wat je talent is. Dat was wel leuk om te horen, omdat iedereen echt hele verschillende dingen had bedacht en dus verschillende talenten heeft.
We begonnen met deze oefening, omdat het onderwerp van deze les ´talenten´ is.

Daarna kwam zoals gewoon weer de terugblik. Vandaag behandelden we nogmaals de soorten geheugens.
Het episodisch geheugen is voor de emoties en herinneringen, daardoor hebben we allen een levensgeschiedenis.
Het semantisch geheugen zorgt voor het onthouden van feiten, begrippen, normen& waarden.
En vanuit het procedureel geheugen worden de onbewuste handelingen geregeld. Hierbij denken we aan alles wat automatisch gaat (bv. hand weg trekken bij een hete pan) en routines.
De terugblik naar de vorige les is belangrijk, omdat je dingen pas goed onthoudt als je nieuwe informatie aan kan hangen bij al bestaande informatie. Ook sterven verbindingen in je hersenen af wanneer ze niet gebruikt worden, daarom is het belangrijk te herhalen en zoveel mogelijk routes proberen te maken.

Daarna las Karlijn een boek voor van een olifant die jarig is en alleen maar boeken kado krijgt, waar hij helemaal niet van houdt. Door dit verhaal moest het ohja-moment van olifant duidelijk worden, het moment waarop hij ontdekt dat hij lezen eigenlijk toch wel leuk vindt.
Het doel van dit boek was dat we een ohja-moment hadden gehoord en daarna aan de slag gingen om er zelf 1 te bedenken die we hebben meegemaakt in ons leven.
Mijn ohja-moment was, een jaar of 9 geleden, toen we met het vliegtuig terug kwamen uit Turkije. We hadden ontzettend veel turbulentie en konden niet meer landen, zelfs de stewardessen waren in paniek. Hiervoor durfden ik nooit in achtbanen, maar toen ik in dat vliegtuig zat, zij mijn tante dat dit erger was dan een achtbaan. Toen dacht ik ´oh maar dan durf ik ook in achtbanen´ en vanaf dat moment ga ik ook in achtbanen.
Dat ik me dit ohja-moment kan herinneren komt door het episodisch geheugen. 


Daarna had Karlijn alle meervoudige intelligenties opgehangen en moest je jou herinnering op een post-it bij de juist intelligentie hangen. Mijn herinneringen en ook die van de meeste medestudenten hingen bij intra-persoonlijk.
Ook kregen we een stencil waar de 8 intelligenties duidelijk op staan uitgelegd. Dit zijn de intelligenties die erop staan: verbaal-linguïstisch, logisch-mathematisch, visueel-ruimtelijk, muzikaal-ritmisch, lichamelijk-kinesthetische, naturalistisch, inter-persoonlijk en intra-persoonlijk.

 In het onderstaande schema vind je de intelligentie, wat deze inhoud, welke vaardigheid daarbij hoort en welke beroepen deze intelligentie vaak in terug komt. Dit schema komt uit het boek van Kagan & Kagan.

Verbaal-linguïstische Intelligentie
Geschreven en gesproken woorden.
Luisteren, spreken, lezen, schrijven, coderen en decoderen van taal.
Woordvoerder en journalist.
Logisch-mathematische Intelligentie
Patronen, verbanden, getallen en symbolen.
Probleem oplossen, redeneren, logica, rekenkundige vaardigheden.
Wetenschapper en wiskundige.
Visueel-ruimtelijke Intelligentie
Kleuren, vormen en afstanden.
Richtingsgevoel, architectuur, schilderen, beeldhouwen, inrichten en decoderen.
Navigator en beeldhouwer.
Muzikaal-ritmische Intelligentie
Ritme, toonhoogte en klankkleur.
Componeren, optreden, waarderen en herkennen van muziek.
Componist en pianist.
Lichamelijk-kinesthetische Intelligentie
Lichamelijke signalen
Dansen, vangen, gooien, springen, hanteren van objecten, bewegen met gratie en precisie.
Atleet en danser.
Naturalistische Intelligentie
Flora, fauna, stenen en wolken
“groene vingers”, verzorgen van dieren, onderscheiden, herkennen, categoriseren, analyseren en verzamelen.
Bioloog en tuinman.
Interpersoonlijke Intelligentie
Verlangens, motivatie en gevoelens van anderen.
Accurate sociale kaart, empathie, organiseren en leiden van groepen, begrijpen van en een relatie aangaan met anderen, conflicten oplossen en gericht zijn op overeenstemming, goed teamlid.
Adviseur en verkoper.
Intrapersoonlijke Intelligentie
Emoties, ingevingen, stemmingen en diepere gedachten.
Zelfkennis, realistisch zelfbeeld, evaluatie, zelfsturing en zichzelf onder controle.
Filosoof en goeroe

 Dit zijn kenmerken van onderwijs dat rekening houdt met meervoudige intelligenties:
~ gaat in op natuurlijk talenten
~ ze matchen de leerstof aan de talenten
~ de zwakke punten schaven ze bij à stretchen
~ stimuleren de brede ontwikkeling
~ de gaan uit van verschillen tussen de leerlingen
~ waarderen uniciteit
~ leren van zowel zwakke als sterke kanten
~ stimuleren sterk het samenwerken

Scholen kunnen verschillende benamingen hebben voor het werken met meervoudige intelligenties, zoals: knappen, talenten of intelligenties.

Het is van belang dat je jezelf goed kent, je eigen leerstijl en intelligentieprofiel is van invloed op jouw klas en de lessen die je er geeft.
Daarom is het belangrijk over je competenties na te denken. In de les hebben we gekeken naar een uitgewerkte sterkte-zwakte analyse (pop). Voor het eerste voortgangsgesprek moeten wij zelf ook een sterkte-zwakte analyse maken. Het is belangrijk dat je de volgende onderdelen erin teruglaat komen: inter-persoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk-didactisch, organisatorisch, reflectie en ontwikkeling. Het is de bedoeling dat je dan niet alleen je zwakke punten opschrijft, maar ook hoe je deze wil verbeteren en ook je sterkte punten.

Wat ben ik van plan met deze kennis/inzichten te doen?
Ik ben van plan een test te doen welk intelligentieprofiel eigenlijk bij mij past, hierdoor krijg ik meer zicht op welke intelligenties een kind kan hebben en kan ik daar misschien bij een kind meer bij aansluiten of hem in ieder geval meer snappen.
Ook ga ik onderzoeken hoe het precies zit bij mijn stageschool, ik denk dat dit namelijk wel een talenschool is. Dit kun je later lezen bij mijn toepassingskaart.
Het weekend na de tentamenweek ga ik aan de slag met mijn sterkte-zwakte analyse, ik heb deze les een beter beeld gekregen wat er van mij verwacht wordt met de pop.




Toepassingskaart:

Pedagogiekbijeenkomst 5 (gegeven door Karlijn) 28 september - sociaal constructivisme

Pedagogiekbijeenkomst 5  28/9 sociaal constructivisme


Wat was nieuw voor me?
De volgende onderwerpen uit deze les waren nieuw voor me: ezelsbruggetjes bij het voeren van een gesprek, de leerstijlen van Kolb en ook mijn eigen leerstijl, leertips per type leerling en het sociaalconstructivisme (niet helemaal nieuw, maar wel duidelijker geworden).

Wat heb ik daarvan geleerd?
We begonnen deze les weer met een terugblik, namelijk met het bespreken wat we vorige les hebben geleerd met de kaartjes van Dick Memelink.

Wat bij het meest in blijven hangen van deze les zijn de filmpje die we hebben gekeken van het programma  ‘de taarten van Abel’. In de serie Taarten van Abel ontvangt bakker Abel zijn bakkersassistenten in zijn buitenhuisje aan de rand van Amsterdam. In de serie komen door middel van brieven die kinderen naar Abel hebben geschreven belangrijke onderwerpen aan bod als: Hoe komt het dat je ruzie hebt met je beste vriend en wat kan je daaraan doen? Wie is er nog voor jou als je er niet eens meer voor jezelf kunt zijn? Waarom word je uitgescholden voor homo als je denkt dat je homo bent? Of hoe maak je een afspraakje met het mooiste meisje van de klas? Het resultaat is: openbaringen, nuttige tips, een flauwe mop, een goed gesprek en een prachtige taart.
We keken bijvoorbeeld een filmpje over Martin (12 jaar), die een taart maakt om zijn moeder op te vrolijken. Zijn moeder heeft een moeilijke tijd achter de rug. Zij was depressief en had last van psychoses. Martin was bang haar te verliezen en heeft veel bewondering voor de strijd van zijn moeder. Erg bijzonder om te zien is hoe Martin zijn eigen ´kind zijn´ en gevoelens opzij zet om er voor zijn moeder te zijn.
Daarna keken een filmpje van Julia (11jaar), ze kan geesten zien. Dat is soms heel leuk maar dat kan ook lastig zijn. Dan houden ze haar uit haar slaap en wordt ze er onrustig van. Gelukkig heeft ze Ans leren kennen; Julia kan Ans altijd bellen als ze last heeft van kwade geesten. Ans kan de geesten voor haar verwijderen en haar geruststellen. Voor deze bijzondere vrouw maakt Julia een toepasselijke taart.
Ik vind de filmpjes van Abel altijd erg indrukwekkend en daardoor besef ik me weer dat achter ieder mens/kind een verhaal schuil gaat, waar je ook in de klas (of misschien wel juist in de klas) mee te maken krijgt of kan krijgen.
Ik vind het echt ontzettend knap hoe Abel reageert op de verhalen van de kinderen in zijn filmpjes. Hij oordeelt niet, vraagt vaak door en is oprecht geïnteresseerd inde kinderen, waardoor er voor de kinderen een veilig klimaat ontstaat en zij zo hun verhaal kunnen doen.
We kwamen tot het volgende ezelsbruggetje bij het voeren van een gesprek met een kind, Wees een OEN (open, eerlijk en nieuwsgierig), laat je OMA (opvattingen, meningen, aannames) thuis en gebruik LSD (luisteren, samenvatten en doorvragen).

Ook nieuw voor mij deze les waren de leerstijlen van Kolb. Hieronder zie je de 4 leerstijlen.
1) concreet ervaren à doener
2) waarnemen en overdenken à dromer
3) abstracte begripsvorming à denker
4) actief experimenteren à beslisser
In de les gingen we zelf de test maken. Hieronder mijn scores.
Beslisser (39punten), Denker (31punten), Doener (29punten) en Dromer (21punten).
Ik kwam dus uit de test als beslisser. Hier ben ik het niet mee eens, als ik namelijk iets moeilijk vind is het beslissen. Ik vind dat de denker het beste bij mij past, omdat logisch denken en redeneren echt eigenschappen van mij zijn. Ik hou van creatieve vakken en werkt het liefst erg nauwkeurig. Ik vind het niet fijn hulp te vragen aan anderen en werk liever individueel dan samen. Ik leert het beste/liefste door te horen hoe het er voor staat (zonder veel informatie erom heen) en als ik weet waarom ik iets moet leren en er ook zelf belang in zie. Ik vind het niet fijn om hele lappen tekst te lezen, maar probeer het liever in praktijk uit en denk er over na. Ik merk vaak dat ik sommige andere mensen al een paar stappen voor ben in het vooruit denken en het oplossingsgericht denken. Ik vind het interessant om over oorzaak-gevolgverhoudingen na te denken en ben erg praktisch ingesteld. Soms denk ik teveel na, waardoor ik emotioneel kan worden of zelfs depressief. Wanneer ik heel veel tegelijk moet doen, kan ik in de stress raken als ik het niet op mijn manier kan doen. Ook is een opdracht nooit klaar bij mij (perfectionistisch), waardoor ik ook in de stress kan raken.
Zelf vind ik dus dat ik een denker ben, soms lijk ik ook wel een doener omdat ik erg actief/ondernemend ben en liever dingen in praktijk probeer dan erover lees in theorie.
We kregen deze les ook een stencil met leertips per type leerling. Om het overzichtelijker te maken, ook bij het observeren in mijn stageklas heb ik de leerstijlen in een tabelletje gezet.



Als laatste hebben we het nog gehad over het sociaalconstructivisme. Daarbij is het van belang: een duidelijke transfer te maken van nieuwe kennis naar oude kennis en daarbij verbanden te leggen, rekening te houden met het episodisch geheugen (emoties en herinnering vinden hier plaats) als er een emoties aan de geleerde kennis zit wordt het beter onthouden, ook houdt het sociaalconstructivisme rekening met verschillende leerstijlen van kinderen. Het is belangrijk dat de kennis betekenisvol voor de kinderen is, er wordt gewerkt van geheel naar deel (en geen fragmentatie), zelfreflectie is van belang, het onderwijs is erg gericht op ervaringen opdoen en uitleggen, er wordt gewerkt vanuit talenten en een brede ontwikkeling staat centraal. We hebben een erg handig blad gehad, waarop je duidelijk kan zien in een tabel hoe het sociaal constructivisme verschilt van het logisch positivisme (oude onderwijs).

Wat ben ik van plan met deze kennis/inzichten te doen?
Ik ben van plan vanuit de leerstijlen van Kolb eens in mijn stageklas (en later misschien in mijn eigen klas) te kijken welke kinderen bij welke leerstijl passen. Ook ga ik proberen eens in de zoveel tijd bij het voorbereiden van lessen 1 leerstijl in mijn achterhoofd te houden en daarbij proberen aan te sluiten.
Vooral van de leerstijlen van Kolb heb ik veel geleerd en ben ik van plan meer rekening mee te houden in mijn onderwijs.
Ook de ezelsbruggetjes vind ik erg handig om in mijn achterhoofd te houden bij het voeren van een gesprek met een kind. Ik ga de komende tijd bij mezelf eens opletten hoe ik een gesprek voer met een kind, om me meer bewust te worden.

Toepassingskaart 4 Rekenen

Toepassingskaart rekenen

Deze toepassingskaart is gericht op het handelingsgericht werken met de 1-zorgroute.
Ik vind het een lastige opdracht, omdat in mijn klas alleen de groepen 3 vast rekenen hebben en in een andere klas. Ik loop stage op een ´natuurlijk leren´ school en dat betekent dat de klas waar ik in stage loop bestaat uit groep 1,2 en 3. Voor ieder vakgebied gaan de kinderen naar een andere klas en andere leerkracht.
Dus als eerst ben ik gaan kijken hoe het eigenlijk gaat tijdens een rekenles. Er komen dan uit verschillende klassen kinderen uit groep 3 naar dat lokaal en die vormen dan een rekengroep (club). Mijn onderzoek heb ik dus ook gedaan met leerlingen van groep 3.
Hieronder zie je de stappen die ik heb genomen bij deze toepassingskaart.

1. evalueren vorig groepsplan en verzamelen gegevens.
Er was nog geen groepsplan aanwezig, deze school werkt volgens mijn mentor namelijk niet met groepsplannen. Dat komt omdat zij vooral de ontwikkeling van het individuele kind volgen (portfolio) en omdat de kinderen uit verschillende klassen komen is het niet duidelijk bij wie de verantwoordelijkheid ligt om een groepsplan te maken, de leerkracht van het kind zelf of de vakleerkracht.
Ik heb bij deze toepassingskaart vooral overlegt met de vakleerkracht rekenen. Zij wist eigenlijk ook niet goed te benoemen waar de problemen dit jaar lagen bij de kinderen en op welke niveau ze precies zitten. Daarom hebben we toen besloten een toets uit de methode (rekenrijk) te doen en daarna naar de resultaten te kijken. Er wordt wel vaker een toets gedaan uit de methode maar de resultaten waren niet actueel genoeg.
Na het nakijken van de toets ben ik samen met de vakleerkracht gaan kijken welke uitkomsten opvielen.

2. selecteren leerlingen met algemene en specifieke onderwijsbehoeften.
De algemene onderwijsbehoeften zijn gekoppeld aan de algemene kenmerken van een leerling. Bijvoorbeeld: deze leerling heeft behoefte aan extra instructie, veel herhaling en leert hoofdzakelijk via handelend bezig zijn. Deze behoeften zijn toepasbaar op een groot deel van de onderwijssituaties. Ook zijn ze gedurende langere tijd redelijk stabiel van aard.

Een specifieke behoefte gaat meer de diepte in en is nadrukkelijk gekoppeld aan een doelstelling. Feitelijk wordt een algemene onderwijsbehoefte toegespitst. Stel, het doel is: beheersing van de begrippen meer/minder/evenveel. De specifieke onderwijsbehoefte is dan bijvoorbeeld dat een leerling behoefte heeft aan veel concrete voorbeelden waarin de leerkracht expliciet vragen stelt om de begrippen te oefenen. Daarnaast heeft de leerling behoefte aan het gelijktijdig uitvoeren van de vragen van de leerkracht met het bijbehorende materiaal. (bron: http://1-zorgroute.blogspot.com/2008/12/algemene-en-specifieke.html)

3. benoemen van de onderwijsbehoeften.
Er waren een aantal leerlingen die duidelijk algemene onderwijsbehoefte hadden. Zo hadden de leerlingen M., J.,K., S. en S. bij iedere opdracht (veel) meer dan gemiddeld aantal fouten, bij enkelen opgaven hadden ze zelf geen/enkele sommen goed. Deze kinderen waren nog niet eerder zo duidelijk naar voren gekomen als ´zwakke´ rekenaars. Met de vakleerkracht heb ik overlegd waar dit aan zou kunnen liggen, omdat ik niet alle kinderen zo goed ken. Zij dacht vooral dat dit te maken heeft met de overgang van concrete materialen naar abstracte sommen. Deze leerlingen hebben dus behoeften aan extra oefeningen en extra instructie over bepaalde onderwerpen waar de abstracte som niet wordt gesnapt. De leerkracht heeft besloten met deze leerlingen een half uurtje in de week extra aan de slag te gaan met oefenen (doen) van materialen naar abstracte sommen.

Ook waren er leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De leerlingen J., N., I., M., R., M. en C. hadden allemaal 2 of meer (v.d.3) fout bij het maken van groepjes om handig te kunnen tellen. Hun specifieke onderwijsbehoefte is extra instructie over het verdelen in groepjes en het handig ermee tellen. Zij zullen het best leren als er in volgorde geleerd wordt van materiaal met context, naar alleen context en daarna de abstracte som.
Met de vakleerkracht heb ik overlegd, dat ik dit onderdeel op me ga nemen en de kinderen 4x een bijles ga geven.

Er waren ook 3 leerlingen (S., M. en J.), die de getallenlijn tot 20 nog niet voldoende beheersten. Deze kinderen hebben de specifieke onderwijsbehoeften om te oefenen met getallen plaatsen op de getallenlijn. Wel kunnen zij akoestisch tot 20 tellen en ook weten ze wat meer en minder is tot 20. De indeling van de getallenlijn zit er niet goed in, een extra bijlesje over dit onderwerp zou al veel schelen. Dit gaat de onderwijsassistent doen.

4. clusteren van leerlingen met gelijke onderwijsbehoeften.
Er zijn dus door middel van de resultaten van de toets (en de kennis van de vakleerkracht) 3 groepen geclusterd met leerlingen.
1. M., J.,K., S. en S. à zij gaan met de leerkracht werken aan de overgang van concreet naar abstract rekenen.
2. J., N., I., M., R., M. en C. à zij gaan met mij werken aan het verdelen van een aantal in groepjes om zo handig te kunnen tellen.
3. S., M. en J. à zij gaan met de onderwijsassistente zitten voor een extra lesje over de (indeling) van de getallenlijn.

5. opstellen van een groepsplan.

Wie
Doel (wat)
Aanpak
Organisatie (werkvormen, hoe vaak, wanneer , hoe lang, waar, door wie)
Evaluatie (wanneer en hoe)
1. M., J.,K., S. en S.
Het beter beheersen/snappen van abstracte sommen. Dit door middel van meer oefenen met de overgang van concreet naar abstracte sommen, zodat zij snappen wat er met een abstracte som eigenlijk bedoeld wordt.
Tijdens het spelen en werken (keuzemoment) zal de leerkracht deze leerlingen extra uitleg en oefeningen geven. Dit gebeurt in het lokaal, zodat materialen bij de hand zijn en leerkracht overzicht houdt.
De leerkracht doet deze bijles niet onder rekenles, omdat de kinderen anders andere belangrijke onderwerpen missen.
Werkvormen: in dit groepje krijgen de leerlingen extra oefeningen door samen te bespreken van de som, maar ook zelf oefenen op papier. De leerkracht geeft uitleg en helpt de kinderen met de sommen maken.
Hoe vaak: 1x in de week.
Wanneer: op woensdagochtend tijdens een keuzemoment (tussen 9.15-10.00uur)
Hoe lang: een half uurtje terwijl de rest van de kinderen spelen en werken.
Waar: achter in het rekenlokaal
Door wie: vakleerkracht rekenen.
De extra begeleiding zal duren tot de kerstvakantie.
In de week voor de kerstvakantie zal de leerkracht nogmaals een toets afnemen bij de leerlingen om te kijken of er verbetering in zit.
2. J., N., I., M., R., M. en C
Het beter kunnen verdelen van een groot aantal in groepjes en daarna handig kunnen tellen. (bv. verdeel de visjes in groepjes van 5. Hoeveel visjes zijn er totaal?)
Dit is een belangrijk onderdeel, omdat het beheerst moet worden voor het leren van tafel in groep 4.
Tijdens het spelen en werken (keuzemoment) zal ik deze leerlingen extra uitleg en oefeningen geven in het verdelen in groepjes en handig tellen. Daarbij ga ik te werk van context met materiaal naar een steeds abstractere som.
De uitleg vind niet plaats onder de rekenles, omdat de leerlingen andere andere belangrijke onderdelen missen.
Werkvormen: in groepje, eerst uitleg en samen bedenken van oplossingen en daarna afwisseling van zelf opdrachten maken en ´klassikale´ (in groepje) uitleg.
Hoe vaak: 4 lessen en toets
Wanneer: vanaf week 45, 4x een  dinsdagmiddag
Hoe lang:
30 min (onder keuzemoment)
Waar: in een kleine kring in de rekenklas.
Door wie: mij (stagiaire Annemarie)
 Na die 4 lessen zal ik in de 5de les een toets afnemen om te kijken of er verbetering is. Dit zal waarschijnlijk in week 51 of 52 gebeuren.
3. S., M. en J.
De kinderen snappen de volgorde van getallen en kunnen getallen op de getallenlijn plaatsen.
De onderwijsassistente gaat de leerlingen een extra bijles geven over de verdeling van de getallenlijn.
Ze gaan losse getallen in goede volgorde leggen op tafel.
Daarna kijken ze hoe op de getallenlijn met tussenstreepjes staan en bespreken welke getallen er waarschijnlijk horen. Daarna gaan de kinderen zelf oefenen.
De onderwijsassistente zal gebruik maken van sommen die de vakleerkracht voor haar uitzoekt.
Werkvormen:
in dit drietal krijgen de kinderen eerst uitleg over de getallenlijn en daarna zullen ze aan de slag gaan met extra oefeningen, waarbij de onderwijsassistente de kinderen individueel begeleid (ze blijven wel in groepje zitten)
Hoe vaak: 1 a 2 lessen, afhankelijk van hoe goed het gaat.
Wanneer: donderdagochtend terwijl andere kinderen werk afmaken
Hoe lang:20-30 min.
Waar: op de gang voor het rekenlokaal
Door wie: de onderwijsassistente van de rekenklas.
Na de les(sen) zal de leerkracht de kinderen mondeling ´toetsen´ (verhoren) en ze een aantal sommen laten maken om te kijken of het goed gaat. Dit zal waarschijnlijk plaats vinden in week 49 of 50.

6. uitvoeren van het groepsplan.
Na het maken van het groepsplan kan het uitvoeren ervan beginnen. Er is al een start gemaakt, helaas is het nog niet afgerond dus ik kan nog niets zeggen over de evaluatie.