zaterdag 29 oktober 2011

Toepassingskaart 4 Rekenen

Toepassingskaart rekenen

Deze toepassingskaart is gericht op het handelingsgericht werken met de 1-zorgroute.
Ik vind het een lastige opdracht, omdat in mijn klas alleen de groepen 3 vast rekenen hebben en in een andere klas. Ik loop stage op een ´natuurlijk leren´ school en dat betekent dat de klas waar ik in stage loop bestaat uit groep 1,2 en 3. Voor ieder vakgebied gaan de kinderen naar een andere klas en andere leerkracht.
Dus als eerst ben ik gaan kijken hoe het eigenlijk gaat tijdens een rekenles. Er komen dan uit verschillende klassen kinderen uit groep 3 naar dat lokaal en die vormen dan een rekengroep (club). Mijn onderzoek heb ik dus ook gedaan met leerlingen van groep 3.
Hieronder zie je de stappen die ik heb genomen bij deze toepassingskaart.

1. evalueren vorig groepsplan en verzamelen gegevens.
Er was nog geen groepsplan aanwezig, deze school werkt volgens mijn mentor namelijk niet met groepsplannen. Dat komt omdat zij vooral de ontwikkeling van het individuele kind volgen (portfolio) en omdat de kinderen uit verschillende klassen komen is het niet duidelijk bij wie de verantwoordelijkheid ligt om een groepsplan te maken, de leerkracht van het kind zelf of de vakleerkracht.
Ik heb bij deze toepassingskaart vooral overlegt met de vakleerkracht rekenen. Zij wist eigenlijk ook niet goed te benoemen waar de problemen dit jaar lagen bij de kinderen en op welke niveau ze precies zitten. Daarom hebben we toen besloten een toets uit de methode (rekenrijk) te doen en daarna naar de resultaten te kijken. Er wordt wel vaker een toets gedaan uit de methode maar de resultaten waren niet actueel genoeg.
Na het nakijken van de toets ben ik samen met de vakleerkracht gaan kijken welke uitkomsten opvielen.

2. selecteren leerlingen met algemene en specifieke onderwijsbehoeften.
De algemene onderwijsbehoeften zijn gekoppeld aan de algemene kenmerken van een leerling. Bijvoorbeeld: deze leerling heeft behoefte aan extra instructie, veel herhaling en leert hoofdzakelijk via handelend bezig zijn. Deze behoeften zijn toepasbaar op een groot deel van de onderwijssituaties. Ook zijn ze gedurende langere tijd redelijk stabiel van aard.

Een specifieke behoefte gaat meer de diepte in en is nadrukkelijk gekoppeld aan een doelstelling. Feitelijk wordt een algemene onderwijsbehoefte toegespitst. Stel, het doel is: beheersing van de begrippen meer/minder/evenveel. De specifieke onderwijsbehoefte is dan bijvoorbeeld dat een leerling behoefte heeft aan veel concrete voorbeelden waarin de leerkracht expliciet vragen stelt om de begrippen te oefenen. Daarnaast heeft de leerling behoefte aan het gelijktijdig uitvoeren van de vragen van de leerkracht met het bijbehorende materiaal. (bron: http://1-zorgroute.blogspot.com/2008/12/algemene-en-specifieke.html)

3. benoemen van de onderwijsbehoeften.
Er waren een aantal leerlingen die duidelijk algemene onderwijsbehoefte hadden. Zo hadden de leerlingen M., J.,K., S. en S. bij iedere opdracht (veel) meer dan gemiddeld aantal fouten, bij enkelen opgaven hadden ze zelf geen/enkele sommen goed. Deze kinderen waren nog niet eerder zo duidelijk naar voren gekomen als ´zwakke´ rekenaars. Met de vakleerkracht heb ik overlegd waar dit aan zou kunnen liggen, omdat ik niet alle kinderen zo goed ken. Zij dacht vooral dat dit te maken heeft met de overgang van concrete materialen naar abstracte sommen. Deze leerlingen hebben dus behoeften aan extra oefeningen en extra instructie over bepaalde onderwerpen waar de abstracte som niet wordt gesnapt. De leerkracht heeft besloten met deze leerlingen een half uurtje in de week extra aan de slag te gaan met oefenen (doen) van materialen naar abstracte sommen.

Ook waren er leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De leerlingen J., N., I., M., R., M. en C. hadden allemaal 2 of meer (v.d.3) fout bij het maken van groepjes om handig te kunnen tellen. Hun specifieke onderwijsbehoefte is extra instructie over het verdelen in groepjes en het handig ermee tellen. Zij zullen het best leren als er in volgorde geleerd wordt van materiaal met context, naar alleen context en daarna de abstracte som.
Met de vakleerkracht heb ik overlegd, dat ik dit onderdeel op me ga nemen en de kinderen 4x een bijles ga geven.

Er waren ook 3 leerlingen (S., M. en J.), die de getallenlijn tot 20 nog niet voldoende beheersten. Deze kinderen hebben de specifieke onderwijsbehoeften om te oefenen met getallen plaatsen op de getallenlijn. Wel kunnen zij akoestisch tot 20 tellen en ook weten ze wat meer en minder is tot 20. De indeling van de getallenlijn zit er niet goed in, een extra bijlesje over dit onderwerp zou al veel schelen. Dit gaat de onderwijsassistent doen.

4. clusteren van leerlingen met gelijke onderwijsbehoeften.
Er zijn dus door middel van de resultaten van de toets (en de kennis van de vakleerkracht) 3 groepen geclusterd met leerlingen.
1. M., J.,K., S. en S. à zij gaan met de leerkracht werken aan de overgang van concreet naar abstract rekenen.
2. J., N., I., M., R., M. en C. à zij gaan met mij werken aan het verdelen van een aantal in groepjes om zo handig te kunnen tellen.
3. S., M. en J. à zij gaan met de onderwijsassistente zitten voor een extra lesje over de (indeling) van de getallenlijn.

5. opstellen van een groepsplan.

Wie
Doel (wat)
Aanpak
Organisatie (werkvormen, hoe vaak, wanneer , hoe lang, waar, door wie)
Evaluatie (wanneer en hoe)
1. M., J.,K., S. en S.
Het beter beheersen/snappen van abstracte sommen. Dit door middel van meer oefenen met de overgang van concreet naar abstracte sommen, zodat zij snappen wat er met een abstracte som eigenlijk bedoeld wordt.
Tijdens het spelen en werken (keuzemoment) zal de leerkracht deze leerlingen extra uitleg en oefeningen geven. Dit gebeurt in het lokaal, zodat materialen bij de hand zijn en leerkracht overzicht houdt.
De leerkracht doet deze bijles niet onder rekenles, omdat de kinderen anders andere belangrijke onderwerpen missen.
Werkvormen: in dit groepje krijgen de leerlingen extra oefeningen door samen te bespreken van de som, maar ook zelf oefenen op papier. De leerkracht geeft uitleg en helpt de kinderen met de sommen maken.
Hoe vaak: 1x in de week.
Wanneer: op woensdagochtend tijdens een keuzemoment (tussen 9.15-10.00uur)
Hoe lang: een half uurtje terwijl de rest van de kinderen spelen en werken.
Waar: achter in het rekenlokaal
Door wie: vakleerkracht rekenen.
De extra begeleiding zal duren tot de kerstvakantie.
In de week voor de kerstvakantie zal de leerkracht nogmaals een toets afnemen bij de leerlingen om te kijken of er verbetering in zit.
2. J., N., I., M., R., M. en C
Het beter kunnen verdelen van een groot aantal in groepjes en daarna handig kunnen tellen. (bv. verdeel de visjes in groepjes van 5. Hoeveel visjes zijn er totaal?)
Dit is een belangrijk onderdeel, omdat het beheerst moet worden voor het leren van tafel in groep 4.
Tijdens het spelen en werken (keuzemoment) zal ik deze leerlingen extra uitleg en oefeningen geven in het verdelen in groepjes en handig tellen. Daarbij ga ik te werk van context met materiaal naar een steeds abstractere som.
De uitleg vind niet plaats onder de rekenles, omdat de leerlingen andere andere belangrijke onderdelen missen.
Werkvormen: in groepje, eerst uitleg en samen bedenken van oplossingen en daarna afwisseling van zelf opdrachten maken en ´klassikale´ (in groepje) uitleg.
Hoe vaak: 4 lessen en toets
Wanneer: vanaf week 45, 4x een  dinsdagmiddag
Hoe lang:
30 min (onder keuzemoment)
Waar: in een kleine kring in de rekenklas.
Door wie: mij (stagiaire Annemarie)
 Na die 4 lessen zal ik in de 5de les een toets afnemen om te kijken of er verbetering is. Dit zal waarschijnlijk in week 51 of 52 gebeuren.
3. S., M. en J.
De kinderen snappen de volgorde van getallen en kunnen getallen op de getallenlijn plaatsen.
De onderwijsassistente gaat de leerlingen een extra bijles geven over de verdeling van de getallenlijn.
Ze gaan losse getallen in goede volgorde leggen op tafel.
Daarna kijken ze hoe op de getallenlijn met tussenstreepjes staan en bespreken welke getallen er waarschijnlijk horen. Daarna gaan de kinderen zelf oefenen.
De onderwijsassistente zal gebruik maken van sommen die de vakleerkracht voor haar uitzoekt.
Werkvormen:
in dit drietal krijgen de kinderen eerst uitleg over de getallenlijn en daarna zullen ze aan de slag gaan met extra oefeningen, waarbij de onderwijsassistente de kinderen individueel begeleid (ze blijven wel in groepje zitten)
Hoe vaak: 1 a 2 lessen, afhankelijk van hoe goed het gaat.
Wanneer: donderdagochtend terwijl andere kinderen werk afmaken
Hoe lang:20-30 min.
Waar: op de gang voor het rekenlokaal
Door wie: de onderwijsassistente van de rekenklas.
Na de les(sen) zal de leerkracht de kinderen mondeling ´toetsen´ (verhoren) en ze een aantal sommen laten maken om te kijken of het goed gaat. Dit zal waarschijnlijk plaats vinden in week 49 of 50.

6. uitvoeren van het groepsplan.
Na het maken van het groepsplan kan het uitvoeren ervan beginnen. Er is al een start gemaakt, helaas is het nog niet afgerond dus ik kan nog niets zeggen over de evaluatie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten