donderdag 27 oktober 2011

Pedagogiekbijeenkomst 4 (gegeven door Karlijn) 21 september -cognitie en ontwikkeling

Wat was nieuw voor me?
Deze les waren de volgende onderwerpen nieuw voor mij: het verschil tussen een individueel handelingsplan en groepshandelingsplan (eigenlijk vorige les behandeld, maar toen was het mij niet helemaal duidelijk geworden), wat de zone van naaste ontwikkeling eigenlijk inhoudt, verschillende ontwikkelingsfases in de leerlijnen, de cirkel van basisbehoeften en de methode van Dick Memelink.

Wat heb ik deze les geleerd?
Deze les begonnen we met het verschil tussen een individueel handelingsplan en een groepshandelingsplan. Een individueel handelingsplan betreft maar 1 leerling en in een groepshandelingsplan staan nogmaals alle individuele handelingsplannen in de klas, maar ook de kinderen die geclusterd zijn (omdat zij dezelfde onderwijsbehoeften hebben) en wat de rest van de klas doet. Als leerkracht werkt je ervoor zo min mogelijk individuele handelingsplannen binnen je klas te hebben, door organisatorische redenen.

Daarna kregen een verhaaltje over een jongetje genaamd Ward uit het boek ´Ga jij maar op de gang!´ van Jacques Vriens. Het ging over een jongetje dat nieuw op school was en zich nog niet helemaal op zijn plaats voelde. Vooral aan de nieuwe juf moest hij nog erg wennen. In het verhaaltje lees kun je lezen hoe de Juf op verschillende manieren probeert contact te maken met Ward. Ik vond het leuk te lezen hoe de juf steeds een soort schakel omzet, om weer op een andere manier probeert contact te maken met Ward.
Met de groep gingen we vier tips verzinnen voor het fragment van Ward. Zelf had ik verzonnen dat het belangrijk was aan een prettig klimaat te gaan werken. Ook aan het zelfvertrouwen van Ward kan gewerkt worden, hij is een ´zwakke´ leerlingen maar door bijvoorbeeld haalbare doelen met Ward zelf op te stellen zal ook hij succeservaringen opdoen en vooruitgang zien. Ook zou bijles hem wel goed doen en persoonlijk contact met de juf, zodat hij zich welkom en veiliger in de groep gaat voelen.

De zone van naaste ontwikkeling houdt is het verschil tussen wat een leerling zonder hulp kan doen en wat hij of zij met hulp kan doen. De theorie van Vygotski houdt in dat een kind het voorbeeld van een volwassene navolgt en geleidelijk aan het vermogen ontwikkelt om bepaalde taken zonder hulp of ondersteuning uit te voeren. Het ontwikkelingsgericht onderwijs is een voorbeeld van een onderwijsvorm die erg in speelt op de zone van naast ontwikkeling.
Deze les heb ik ook een beter inzicht gekregen van de ontwikkeling in leerlijnen. We kregen namelijk allemaal kaartjes waar verschillende fasen van een leerlijn op stonden, deze gingen we op goede volgorde leggen. We deden in een groepje van vier allemaal een aantal anderen leerlijnen. Bij sommige kaartjes vond ik het nog best lastig in welke volgorde ze moesten, andere waren wel duidelijk. Opvallend vond ik wel dat er erg veel kaartjes waren, er waren zowel veel leerlijnen als ontwikkelingsfasen in de leerlijnen.

Iets wat ook nieuw voor me was en ik zeer interessant vond was de cirkel van basisbehoeften (zie afbeelding). In het midden van de cirkel staan de begrippen ´zelfvertrouwen hebben´, ´emotioneel vrij zijn´ en ´nieuwsgierig zijn´. Het principe is dat wanneer bij een kind 1 van deze 3 basisbehoeften ontbreekt, het ook niet goed verder kan ontwikkelen in de cirkel. Daarbij hebben we ook met een aantal voorbeelden geoefend, bijvoorbeeld: groep 1 van juf Barbara speelt buiten. Het is prachtig weer en de juf besluit dat er genoeg tijd is voor de kinderen om met de fiets en karren te spelen. Zo gezegd zo gedaan. Na een paar minuten wordt er driftig heen en weer gereden over het plein. Joep en Sharida rijden op twee fietsjes achter elkaar aan en spelen samen boefje.
Dit is dan het principe van de cirkel van basisbehoeften: de kinderen hebben beide zelfvertrouwen, daardoor kunnen ze door naar de schijf ´actief zijn en initiatieven nemen´, daardoor kunnen ze door naar de schijf ´samen spelen en werken´ en door naar ´zelfstandig´ en naar de laatste schijven ´motorische vaardigheid´ en ´gereedschap en technieken´.
Wanneer de kinderen dus een gebrek aan zelfvertrouwen zouden hebben (of niet emotioneel vrij of niet nieuwsgierig zijn) zouden ze waarschijnlijk niet tot dit samenspel komen, omdat ze bij schijf 1 blijven hangen.

In deze les hebben we ook geleerd over de methode van Dick Memelink. Ingrediƫnten voor deze methode zijn: werken met een jaarplan, per domein werken in subgroepen, iedere subgroep heeft eigen ontwikkelingslijn, samenwerking tussen de subgroepen, gegevens van de leerlingen zijn op basis van observaties van de leerkracht(en). Het is ontwikkelingsgericht onderwijs, sterk gericht op de leerling.
Na de uitleg over Dick Memelink kwam ik erachter dat het type onderwijs van de school waar ik stage loop veel overeenkomsten heeft met de methode van Memelink. De school zelf (de Snijdersschool) noemt het type onderwijs ´natuurlijk leren´. Ze werken ook met 3 domeinen (onderbouw, middenbouw en bovenbouw) en binnen die domeinen werken de subgroepen allemaal samen. Er zijn wel stamgroepen, maar die komen eigenlijk alleen samen tijdens stamgroeptijd en eten&drinken. Ieder lokaal heeft een vast vakgebied, zo is er een natuur, bouw, taal, rekenen, atelier en speellokaal. Ik loop stage bij de onderbouw, bij de stamgroep in het natuurlokaal. De kinderen hebben min.2 en max. 4 kiesmomenten op een dag. Dat houdt in dat de leerkracht verteld wat er in welk lokaal te doen is en de kinderen daarna zelf mogen kiezen naar welk lokaal ze willen. Lessen worden gegeven in de vorm van ´workshops´, en met uitzondering van rekenen, taal en schrijven voor groep 3, mogen de kinderen zelf kiezen of ze daar heen gaan of niet. De ontwikkeling van kinderen wordt vooral gevolgd door een portfolio. Zo worden er m.b.v. het portfolio gesprekken gevoerd tussen kind en leerkracht, maar ook tussen kind en ouders (met behulp van leerkracht). De ´natuurlijke´ ontwikkeling van een kind staat centraal en het kind is leidend in zijn leerproces en de leerkracht vooral begeleidend.

Wat ben ik van met deze kennis en inzichten te doen?
Vooral de cirkel van basisbehoeften vind ik erg handig en makkelijk (direct) toepasbaar in de praktijk. Mij zelf lijkt het handig dat wanneer je bij een kind iets ´ongebruikelijks´ merkt, bijvoorbeeld dat niet of nauwelijks samen speelt, dat je even terug kan kijken in de cirkel waar aan dat eventueel zou kunnen liggen, bijvoorbeeld een gebrek aan zelfvertrouwen.
Ook van het verhaaltje over Ward neem ik wel wat mee. Namelijk dat wanneer je het lastig hebt persoonlijk contact te maken met een kind op je gebruikelijke manier, je misschien even je eigen schakel om moet zetten en het op een andere manier kan proberen (zoals de juf het bij Ward op verschillende manieren probeert, die misschien niet allen haar voorkeur hadden).

 Toepassingskaart6a

Geen opmerkingen:

Een reactie posten